De pistolen van Balthasar Gerards

Een van mijn liefste vrije tijdsbestedingen is lezen. Niet zomaar boeken maar de meest vreemde geschiedenissen ooit in boekvorm gegoten. Boeken die je niet snel in een boekenwinkel of bibiotheek zult aantreffen. Welnu, zult u zeggen, lezen is toch geen rare hobby, het wordt wat zeldzaam tegenwoordig maar het kent nog behoorlijk veel beoefenaars. Neen, inderdaad maar het gaat verder dan alleen maar lezen. Want wat lezen we? En wat maakt dat dan bijzonder. Wel ik volg het spoor der tijden.

(ter illustratie)

Als een Hagenaar in 1843 in Physiologie van Den Haag optekent " Die onderste stat es jammerlike"
spreekt hij van ach en wee over de begane grond van het Mauritshuis in Den Haag. Toen en ook nu een museum. Alle rariteiten in koninklijk bezit werden hier tentoongesteld. Het hemd van Willem III, speeltuig van tsaar Peter en de "pistoolen van Balthasar Gerards". He denk ik dan. De pistolen van Balthasar Gerards. Geboren en getogen in Den Haag ben ik een veelvuldig bezoeker geweest van de Prinsenhof in Delft waar onze vader des vaderlands door moordenaarshand om het leven kwam. Als klein jongetje , toen kon dat nog, heb ik zelfs met mijn vingers zitten poeren in de kogelgaten in de muur aan de voet van de trap waar op 10 juni 1584 Willem de Zwijger zijn dood tegemoet liep in de vorm van Balthasar Gerards. Maar de pistolen van Balthasar die heb ik nog nooit gezien. Hoe graag zou ik deze aanschouwen. Aanschouwen, bij voorkeur op de plek waar hen kogels zo noodlottig de geschiedenis van de Lage Landen schreven. Aldus maar eens gemaild met de toenmalige bezitter " Het Mauritshuis"
De conservator mailde mij een alleraardigst berichtje terug, maar kon mij niet verder helpen.Ooit was de boel overgedaan aan het Rijksmuseum.

"Geachte heer,
Op uw vraag met betrekking tot de pistolen van Balthasar Geeraerdts moet ik het antwoord schuldig blijven. Vrijwel de gehele inventaris van de benedenverdieping van het Mauritshuis is in 1875 overgedragen aan het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst in Amsterdam. Grote delen daarvan maken nu deel uit van de afdeling Vaderlandse Geschiedenis van het Rijksmuseum, Amsterdam. Misschien dat u langs deze weg een antwoord op uw vraag kunt krijgen.
Hoogachtend,"

Een latere zoektocht op het kennisnet bevestigde dit:

"In 1875 verlaat de collectie het Mauritshuis. Belangrijk hierbij is de scheiding die wordt aangebracht tussen objecten die betrekking hadden op de geschiedenis van Nederland en volkenkundige voorwerpen. De eerste komen uiteindelijk terecht in het Rijksmuseum Amsterdam op de afdelingen 'Nederlandse Geschiedenis' en 'Beeldhouwkunst en kunstnijverheid'."

Hebben ze de pistolen nog? Van de tentoongestelde collectie maken ze geen deel uit. Liggen ze ergens in een stoffig kistje, hebben de Duitsers ze ooit gepikt.
Wel aan, de jacht is geopend. De jacht op de pistolen van Balthasar Gerards. Ze moeten boven water komen.

Augustus 2004

Nadat ik eerder geen antwoord op mijn mail had gekregen, misschien te druk wegens de renovatie en ook de nieuwe tentoonstelling, of misschien gewoon verdwenen (net als de pistolen) vond ik onlangs mijn mailtje weer terug bij mijn verzonden items.Welaan nog maar eens weggestuurd, en zie binnen een dag had ik bericht.

De pistolen van Balthasar Gerards bevinden zich voor zover ons( Rijksmuseum noot EP) bekend niet in de collectie van het Rijksmuseum. Ik (conservator Rijksmuseum, noot EP)weet ook geen andere collectie in Nederland waar deze zich wel zouden kunnen bevinden. In de negentiende eeuw was er een ware rage in het verzamelen en presenteren van voorwerpen die een historische herkomst zouden hebben, maar vaak niet de juiste 'papieren' hadden. In de twintigste eeuw zijn veel van deze voorwerpen ontmaskerd. Mogelijk is dat in dit geval ook zo en is de toeschrijving aan Gerards verloren gegaan. Mocht u (EP noot EP) over meer informatie beschikken over deze pistolen dan houd ik (conservator Rijksmuseum, noot EP) mij aanbevolen.

Ik was zeer blij met en zeer dankbaar met dit toch snelle bericht. De inhoud ervan kan ik deels onderschrijven. Geschiedkundig werd er nog wel eens de hand gelicht met de feiten, hetgeen ik ook al ondervond met de genealogie van de Ploegen. Maar zolang er geen teletijdmachine bestaat moeten we het doen met de bronnen die we hebben. Na een antwoordmailtje naar het Rijks en wat extra uitleg, kreeg ik onderstaande tekst toegemaild.

In de korte handleiding ter bezichtiging der verzameling van zeldzaamheden in het koninklijk kabinet, met een opsomming van 744 nrs heb ik (conservator Rijksmuseum, noot EP)de pistolen niet kunnen vinden. Dit maakt de vraag of de pistolen destijds daadwerkelijk overgebracht zijn naar het Nederlandsch Museum voor Geschiedenis en Kunst minder zeker. In deze beperkte catalogus ontbreekt echter een klein aantal nummers. Mocht u (EP noot EP) over een andere bronvermelding beschikken dan is dat uiteraard interessant en levert dit wellicht nieuwe inzichten op.

Navraag bij mijn collega's van het Legermuseum in Delft heeft ook geen aanvullende informatie opgeleverd. Een ieder is er overigens van overtuigd dat mochten deze pistolen er nog zijn, ze dan uiteraard een plek zouden verdienen in het Prinsenhof te Delft. Het grote historische belang gecombineerd met het feit dat in de grote musea geen bekendheid is met het nog bestaan van deze pistolen, geeft echter weinig hoop. Maar wie weet.

Ik (conservator Rijksmuseum, noot EP) hoop dat mijn uitgebreide antwoord voor u (EP, noot EP) een teken is van het dienstverlenende karakter van dit museum.

Dit laatste sluit ik mij bij aan. Tot nu toe heb ik aan alle kanten veel medewerking gekregem, er zat wel een ruis op de lijn, maar ik hoop dat die is opgeklaard met mijn excuses aan het Rijks voor de tekst zoals die tot voor kort hier te lezen was. Per Slot en dat mogen we niet vergeten. Zelf ben ik (EP) begonnen aan de hand van een summiere tekst (zie het eerste stuk) met een onderzoek, Gaandeweg heb je dan toegang nodig tot gegevens die niet voor iedereen toegankelijk zijn. Het is dan nodig om de hulp van anderen in te roepen en tot op dit moment is dit steeds uitgelopen op willige bijdragen van anderen, waarvoor hulde en dank. Maar nu weer verder met de "pistolenjacht". Ze zijn nog niet boven water en ook nog is niet echt aangetoond dat ze verloren zijn gegaan.

In een telefoongesprek met het Rijks werd wel weer gewag gemaakt van Pistolen maar die zouden Willem van Oranje zelf hebben toebehoord. Ook schijnt er compleet met lood (van de kogel??) een kleed te zijn dat Willem van Oranje droeg op het moment dat hij Gerards tegen het lijf liep. (Of was dit nu weer het hemd van Willem III waarvan gewag wordt gemaakt).Volgens mijn bron in Amsterdam is het ook zo dat pistolen in die tijd een kostbaar bezit waren. Je zou dus aan kunnen nemen dat Gerards die zelf heeft meegenomen tijdens zijn vlucht, die overigens niet lang duurde, waar is hij eigenlijk overmeesterd? Ze hebben hem flink te pakken genomen op de markt dat is bekend. Volgens mij is het aannemelijk te maken dat hij de pistolen leeggeschoten heeft gelaten waar ze waren en zo in koninklijk bezit kwamen. Misschien is er ietsgeschreven toen de verzameling in koninklijk bezit werd overgedragen aan het Mauritshuis? In ieder geval zal het in Amsterdam makkelijker speuren zijn als er een ogave is van materialen die van het Mauritshuis naar Amsterdam zijn gegaan. Kortom de kans dat ze zomaar even van de plank gepakt kunnen worden is verkeken, maar er zijn nog vragen en er is noog hoop. Laten we eerst zoeken naar de antwoorden op de vragen in deze alinea. De toedracht van de moord en de vlucht. Een ingang rondom het vertrek van de collectie in Den Haag. Wie het weet mag het aantonen,

Met hulp van Rijksmuseum Amsterdam en Mauritshuis Den Haag en niet te vergeten waar het mee begon, het epistel van een Hagenaar

Iedereen bedankt voor de bijdragen, de namen zijn niet gebruikt omdat ik hier geen toestemming voor heb gevraagd en dus niet gekregen, maar wie zich aangesproken voelt nogmaals dank tot zover ....

Aan u lezer om mijn dank om te zetten in een veelvuldig bezoek van uw kant aan minstens het Mauritshuis, Prinsenhof en Rijksmuseum (niet te veel renoveren graag, daar,- houdt bijv. het Karpaten museum in Arles eens in gedachten. Dat is eind 19e eeuw gesticht en nooit meer aangepast. De collectie, de vitrines en de handgeschreven kaartjes, ja zelfs het behang is nog uit de openingstijd. Toegegevn het ziet er niet uit, maar een sfeertje!!)

Eind augustus 2004

wederom een bericht van het Rijks.

Ditmaal per reguliere post. de brief bevat een kopie uit een boek: Antieke vuurwapens door Ir. R.F.W. Kempers. In dit boek wordt gewag gemaakt van de pistolen van Balthasar Gerards. Volgens de schrijver is het aannemelijk dat de pistolen zg. Radslotwapens waren. Een der pistolen aldus de schrijver heeft nog geruime tijd in het voormalige Nederlandse museum voor Geschiedenis en kunst te DEn Haag gelegen. Volgens de schrijver gaat het hier maar om 1 pistool. B.G. zou namelijk het ene pistool op de vlucht hebben weggegegooid en het andere is nooit boven water gekomen. OOk maakt Kempers er gewag van dat de moordaanslag maar met 1 pistool is geschiedt. Dwz. B.G. heeft maar een van zijn pistolen gebruikt. Naar de wetten der logica is dit dus ook het pistool dat door hem is achter gelaten en is teruggevonden. Over het wapen uit het museum is Kempers lort. Dit historisch zo belangrijke wapen is later helaas verloren gegaan. Een droevig einde dus van de speurtocht. Nee nog niet. Is er dan nergens een spoor van het pistool bewaard gebleven. Het verzenden vanuit het Mauritshuis, de ontvangst in Amsterdam, De eventuele notitie die gewag maakt van het verloren gaan. Wat waren de bronnen van Kempers?.

Terug naar cultuurwijs.nl . http://www.cultuurwijs.nl/cultuurwijs.nl/cultuurwijs.nl/i000267.html

Een vorstelijke verzameling
'Het hemd van Willem III, het gebed des Heeren in miniatuur, het kleed van de Zwijger, de oorlogsrusting van de Ruiter [...], speeltuig van Czaar Peter, drinkhorens uit China, printjes uit China, de pistolen van Balthasar Gerards [].' Aan het eind van de 19de eeuw werd de enorme diversiteit aan voorwerpen in de collectie van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden openlijk bekritiseerd. De collectie, die grotendeels voortkwam uit de voormalige stadhouderlijke verzamelingen, ademde de geest van voorbije tijden. Een andere kijk op verzamelen zorgde ervoor dat de collectie van het Kabinet van Zeldzaamheden na 1875 verdeeld raakte over bestaande musea.

Verscheidenheid
Door alle aanwinsten ontstond een groot ruimtegebrek aan het Buitenhof. Toen het Rijk in 1820 het Mauritshuis in Den Haag aankocht, werd de benedenverdieping aan het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden toegewezen. Op de bovenverdieping werd het Koninklijk Kabinet van Schilderijen, eveneens in 1816 opgericht, gehuisvest. Bij deze gelegenheid kreeg predikant R.P. van de Kasteele, in 1816 aangesteld als directeur van het Kabinet van Zeldzaamheden, de kans om de collectie opnieuw in te delen. De beide eerste zalen wijdde hij aan China, dan volgde een grote zaal met Japanse voorwerpen, in het vierde vertrek was elk werelddeel vertegenwoordigd, terwijl in de vijfde ruimte voorwerpen werden ondergebracht die vooral op Nederland betrekking hadden.

De Handleiding tot de bezigtiging van het Koninklijk Kabinet van Zeldzaamheden die Van de Kasteele in 1824 uitbrengt, toont aan hoe rijk de verzameling was, maar ook hoe enorm divers. Door de indeling naar werelddelen had Van de Kasteele wel enige orde proberen aan te brengen in de gigantische verscheidenheid van voorwerpen. Maar echt selecteren deed hij niet. Rijp en groen werden door hem verzameld en kregen vaak naast elkaar een plek in het Kabinet. In de ongelijksoortigheid die daarmee ontstond, valt iets te bespeuren van de manier waarop tot aan het begin van de 18de eeuw werd verzameld.

Scheiding
In zijn beroemde artikel 'Holland op zijn smalst', in De Gids van 1873 beschrijft Victor de Stuers het museum als een zonderlinge uitdragerij, een pandjeshuis, dat in de benedenverdieping aan bederf is overgegeven. In 1875 verlaat de collectie het Mauritshuis. Belangrijk hierbij is de scheiding die wordt aangebracht tussen objecten die betrekking hadden op de geschiedenis van Nederland en volkenkundige voorwerpen. De eerste komen uiteindelijk terecht in het Rijksmuseum Amsterdam op de afdelingen 'Nederlandse Geschiedenis' en 'Beeldhouwkunst en kunstnijverheid'. De volkenkundige voorwerpen komen na enige omzwervingen uiteindelijk terecht in het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden.
Ook bij andere instellingen worden voorwerpen uit de collectie ondergebracht. In 1883 houdt het Kabinet van Zeldzaamheden officieel op te bestaan.

(Hanneke Prins)

Tja, en daar moeten toch op zijn minst nog beschrijvingen van zijn.